12 apr 2016

Hildo Kropbrug en Kinderbrug (419 & 420)

De afgelopen tijd heeft het blog SPQA stilgestaan, omdat ik bezig was met een groot project. Op 22 april komt het resultaat, het boek Piet Kramer, bruggenbouwer van de Amsterdamse School uit bij uitgeverij Stokerkade. Als voorproefje geef ik graag een klein deel prijs dat gaat over een brug die mij persoonlijk aan het hart gaat, omdat ik zelf als kind in de buurt heb gewoond. Het buurtje rondom het Vossiusgymnasium, waarvan de Herman Heijermansweg een belangrijke as vormt tussen het Muzenplein en de Diepenbrockstraat is waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Het plantsoen van de brug was toen al jaren niet onderhouden en volledig overwoekerd. Het beeld met het paard dat een kind lijkt te zullen vertrappen had voor mij eerder een lugubere dan een sierlijke connotatie. Het is pas veel later, nadat ik de symboliek van het beeldhouwwerk en de details van het ontwerp heb ontdekt, dat ik de schoonheid van het ensemble ben gaan waarderen. Nu echter is het voor mij één van de meest kenmerkende projecten van Piet Kramer, waarbij zijn visie over wat een brug voor een stad zou kunnen betekenen, in alle aspecten wordt getoond.


Twee bruggen, één ontwerp
Waar het Amstelkanaal de Boerenwetering kruist, splitst deze zich richting het westen in tweeën. Hierdoor ontstaat een vijfsprong van watervaarten dat werkt als een scharnierpunt, waarmee de twee helften van Plan Zuid worden verbonden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Berlage voor deze plek iets bijzonders in gedachten had. Zijn eigen visie bevatte onder andere een opera die hier half in het water stak waarbij brede groene wallen aan rustzoekers de gelegenheid moesten bieden om ’s zomers te genieten van het water terwijl de boten van een roeivereniging af en aan zouden varen. Met kleine zitplekjes, veel groen en subtiele hoogteverschillen moest hier een uiterst romantische plek ontstaan. Hoewel de roeivereniging zich hier wel heeft gevestigd, kwam op de plek van de opera echter een modernistisch hotel van een achttal verdiepingen en een tankstation. Ook de groene wallen hebben uiteindelijk niet het karakter gekregen die Berlage zich had voorgesteld. Ondanks de waarschijnlijke teleurstelling, is dit waterplein nog steeds één van de meest karakteristieke plekken van Amsterdam Zuid geworden en biedt het zicht op de algehele visie die men voor ogen had.

Rondom de waterkom zouden over vier van de vijf waterwegen een brug komen, welke in tweetallen ‘in architectonisch verband’, dus als geheel werden ontworpen . De twee noordelijke bruggen, die de Van Hilligaertstraat en de Stadionweg met elkaar verbinden, werden al tussen 1925 en 1927 gebouwd. De omliggende bebouwing was nog niet zo ver gevorderd, waardoor de noodzaak voor de twee zuidelijke gelegen bruggen pas enkele jaren later ontstond. Deze bruggen, welke later de Hildo Kropbrug en de Kinderbrug werden genoemd zijn pas in 1931 opgeleverd, maar zij vormen ongetwijfeld het meer spectaculaire paar.


De twee bruggen ontvouwen zich als één geënsceneerd ensemble over het Muzenplein en worden met elkaar verbonden door een lager gelegen plantsoen aan het water, met als apotheose een enorme zuil met wellicht het bekendste werk van Hildo Krop. Het is duidelijk dat Kramer de visie van Berlage voor dit stukje stad deelde en de potentie voor romantiek van de plek inzag. Met een budget van f440.000,- voor beide bruggen, waar eerdere bruggen nog rond de f150.000,- kostten, was het veruit het duurste bruggencomplex tot dan toe . Het budget ging op aan uitbundig smeedijzerwerk, natuurstenen elementen, waaronder bijzondere organisch gevormde brugpijlers en een uitgebreid beeldhouwprogramma. Overigens is de kostprijs per brug hierna alleen maar gestegen.

De bruggen hebben beide een breedte van 30 meter en overspannen respectievelijk 22 en 16 meter . Het technische gedeelte van de bruggen werd zoals gewoonlijk verzorgd door Kramer’s leidinggevende ingenieur, waar hij innig mee samenwerkte. In het geval van de bruggen 419 en 420 was het C. Biemond, die deze positie tot 1937 bezat. Kramer tekende tussen 1926 en 1929 aan de bruggen. Zij werden aanbesteed in juli 1930 en waren eind 1931 gereed.


Compositie van onderdelen
Het werd een rijke compositie van opvallende onderdelen in de openbare ruimte, waarbij ook de beplanting een grote rol speelden. Het ontwerp ging aanvankelijk dan ook verder dan alleen de bruggen en het huidige plantsoen. Zowel aan de Apollolaan, de Churchill-laan (toen nog Noorder Amstellaan) als aan de Herman Heijermansweg (dat op de tekening nog als Parnassuskade staat aangegeven), begon de weg met een door Kramer aangelegd plantsoen. Het terrein tussen deze laatste weg en de Boerenwetering is op het kaartje nog als een brede groene strook gedacht. Hier zijn na de oorlog een reeks villa’s gekomen als tegenhanger van die aan de overzijde van het water.

In het geheel zijn verder een transformatorhuisje en een bouwwerkje opgenomen dat moest dienen als een schaftlokaaltje en bergplaats voor de afdeling beplantingen van Publieke Werken . Deze afdeling, die verantwoordelijk was voor het onderhoud van groen in Amsterdam, had op verschillende plekken in de kleine huisjes om het tuingereedschap in op te bergen. Het unieke onderdeel waarmee ook de relatie tot de waterpartij werd verkregen, was echter een waterterras met negen gelijkvormige beeldjes met kinderen van evenzoveel verschillende beeldhouwers. Het was Kramer die het kinder-thema bedacht, waar de brug later zijn (onofficiële) naam aan zou danken.

Beeldhouwwerk
In de aanloop naar de brug was de monopoliepositie van Hildo Krop bij de gemeente onder druk komen te staan. Door zijn unieke aanstelling had hij jarenlang het overgrote deel van alle opdrachten voor de gemeente mogen uitvoeren. In een tijd waarin beeldhouwers het financieel vaak lastig hadden, leverde de voorkeursbehandeling frustratie en bezwaren op bij monde van de vakvereniging van beeldhouwers en de afdeling kunstzaken van de gemeente. Vlak voor de totstandkoming van de Kinderbrug had het pleidooi vaste voeten gekregen en werd er besloten om ook eens andere beeldhouwers gemeentelijk werk te gunnen. Kramer gaf negen beeldhouwers de opdracht om ‘een vrijstaand kinderfiguurtje met beestje of speelgoed, leeftijdgrens 4-5 jaar’ te maken. De beeldjes kwamen als een rij zuilen langs het water te staan. Ondanks de grote diversiteit in de kunstenaars heeft het resultaat een bijzonder homogene verzameling opgeleverd van wat als de belangrijkste beeldhouwers van het moment kan worden beschouwd.

Jongen met golvend haar en vis (Marinus Vreugde), Meisje met kat en bal (Hubert van Lith), Meisje met poes en schildpad (Louise Beijermans), Meisje met hond, kat, vogel en bloemen (Frits van Hall), Meisje met pop en bloemen (Willem Ijzerdraat), Meisje met schaap en lam (Frans Werner), Meisje luisterend aan schelp en pootjebadend (Theo Vos), Meisje met hond en kat (Jaap Kaas) en Kind bij bizonkop (Jan Trapman). Kramer’s jongste dochter, Melisande Kramer stond model voor het beeld van Frans Werner.

Ondanks de kans die andere beeldhouwers werd gegunt, kreeg Krop alsnog de mooiste opdracht, toen hij werd gevraagd voor de overige beeldengroepen waar het kinderthema overigens in terug komt. Bij brug 420, bij de Churchill-laan, vormen twee pijlers de sokkels van beelden van kinderen die met dieren spelen, een jongen met konijntjes en een meisje met een eekhoorn. Bij de andere brug, over het Zuider Amstelkanaal bevinden zich twee adolescente jongeren in een roeiboot. Tussen de twee bruggen staat hoog boven het geheel het beeld met een steigerend paard en een jong meisje, ‘De onbevangenheid der mensen, tegenover het leven’. Waar Kramer het overkoepelende thema voor de twee bruggen bedacht, is het waarschijnlijk Krop zelf geweest die hiermee aan de slag ging en een laag aan symboliek aan de werken heeft toegevoegd. Deze symboliek werd bij de oplevering in 1931 beschreven in een krantenartikel in het Algemeen Handelsblad, waarvan de tekst hieronder is weergegeven. Door een karaktertrek die kinderen eigen is te verwerken tot een bijna filosofisch gegeven, bracht Krop het thema ook figuurlijk naar een nieuwe hoogte.


Een groote levende zuil rijst op, een zuil van graniet, en uit die zuil groeit een kind en uit diezelfde zuil is het paard gehakt. Een granieten paard, gestyleerd, -de suggestie van een paard, in den geest van Chineesch snijwerk. Zie toe, het paard lacht en het kind staat tusschen zijn voorpooten. De beeldhouwer zag het paard als een van de sterkste, tevens driftigste en edelste beesten van de wereld, maar een, dat uit zichzelf nooit een mensch zal vertrappen. Schijnbaar zal nu dit kind vernietigd werden, - maar het speelt met de hoeven, welke het eigenlijk moesten verpletteren en het kijkt den toeschouwer aan met een blik, waarin te lezen staat: wat 'denken jullie nu eigenlijk wel hiervan ? Het onbevangen kind, in argeloos vertrouwen. En óók: de menschheid, onbewust van het gevaar achter zich, het gevaar, dat altijd achter den mensch aankomt.

Nog twee beeldhouwwerken van Hildo Krop vertoont de brug over de Boerenwetering, alle figuren organisch met het steen samengegroeid. Zij stellen voor een jongen en een meisje van ongeveer twaalf jaren, sprekend met de dieren, gelijk dien leeftijd eigen is. De jongen redeneert met de konijntjes, het meisje met een eekhoorntje. Maar het sterkst spreekt tot ons de eerstgenoemde hooge zuil haar symbolieke taal. Langs het water, dat tusschen beide bruggen de verbinding vormt, komen nog zeven kinderfiguurtjes, alle opstijgend uit 1m hooge zuilen, te staan, - werk van zeven [negen – red.] verschillende beeldhouwers.

De brug over het Zuider-Amstelkanaal kanaal wordt door twee baksteenen kolommen met beeldhouwwerk afgesloten, wederom een schepping van Hildo Krop. Zij stellen voor een jongen en een meisje van vijftien jaar, plat op den buik op een schuitje liggend, het hoofd opgeheven, den blik scherp naar voren gericht om te zien hoe zij hun bootje moeten besturen. Symbool van den mensch, die de eigen levenshulk over de levensbaren moet sturen...

Het boek Piet Kramer, bruggenbouwer van de Amsterdamse School is vanaf 22 april te verkrijgen bij onder andere Museum Het Schip, het Stedelijk Museum en Amsterdamse boekhandels.



Bronnen:
- Bouw van twee bruggen, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 29-10-1929
- Aanbesteding, Het Volk, 04-07-1930
- Symboliek van bruggen en beelden, Algemeen Handelsblad, 01-07-1931
- Mieras, J.P. 1932, 'Over een beeldhouwwerk', Bouwkundig Weekblad, jg 53, no 1, pg 6-8
- Teeuwisse, J. 1987, Leven en werk van beeldhouwer-tekenaar Jaap Kaas, Impress, Amsterdam/Utrecht

Beeld:
- Foto's Pim van Schaik
- Kaartje: Algemeen Handelsblad 1929
- Historische foto brug: Het Nieuwe Instituut (CC0)
- Historische foto's beeldhouwwerk: Bouwkundig Weekblad




Geen opmerkingen:

Een reactie posten